Nu de heide bloeit komt weer diezelfde vraag naar voren; is heide oorspronkelijk wel een plant van hier? Deel 2 – de vraag beantwoord. Een beetje geschiedenis.

Met bovenstaande weetjes gaan we naar onze vraag, is heide een oorspronkelijke plant van hier? Het antwoord is ja, maar….! Heidesoorten kwamen in Vlaanderen voor op natuurlijke wijze zonder beïnvloeding van de mens. Onderzoek toont dit aan dat er heide was zeker in het Laatglaciaal ( periode van 14.000- 9.000 v. chr.) Kraaiheide was dan de belangrijkste soort. In het vroege Holoceen (9.000 v.chr. tot 2000 n.chr.) zijn heidesoorten zeer beperkt aanwezig in ons boslandschap bij gebrek aan open plaatsen. Het is pas vanaf het Neolithicum ( ongeveer 5.000 v.chr.) dat onder toedoen van de mens geleidelijk aan ons heidelandschap “gecreëerd” werd. Het is de periode dat de mens overschakelde van jacht en visvangst naar akkerbouw en veeteelt. Afbranden van bosgebieden was toen een klassieke techniek voor verwerving van akkerruimte. De arme zandgronden noodzaakten om steeds meer bosgebieden te “verbranden”. En ja, u raad het al, arme zandgronden met veel licht en zon vormden de ideale biotoop voor de ontwikkeling van vooral Struikheide die onze droge heidelandschappen vormden.

Door de aangroei van de bevolking kwam aan het eind van de middeleeuwen die ontwikkeling in een stroomversnelling. De toenemende bevolking zorgde voor kappen van bossen en overbeweiding door schapen en runderen veranderde hele landstreken rond dorpen en steden in (aanvankelijk boomrijke en grazige) heidevelden. De woeste gronden tussen de nederzettingen deden dienst als gemeenschapsgoed (“meente”) waar de bewoners hun schapen overdag lieten grazen, heidemaaisel kwamen halen voor veevoeder en heideplaggen kwamen steken als strooisel voor in de potstallen waar de schapen en koeien ‘s nachts verbleven. Zo ontstond een eigen mestproductie die noodzakelijk was voor bemesting van de arme zandige akkers. De stalmest uit de potstal werd ieder jaar naar de essen (akkers) gebracht als bemesting. Gedroogde heideplaggen werden ook gebruikt als  brandhout om de koude winters door te komen. Door die gebruiken werden de voedingsstoffen van de heide verplaatst naar de akkers. De heidegronden waren al schraal en werden door dit landbouwgebruik nog schraler. De nog aanwezige bomen werden gebruikt voor brandhout en verdwenen. En de exploitatie van de heide zorgde ervoor dat er zich niet opnieuw een bos kon ontwikkelen. De schrale heidebegroeiing maakte de zandige bodem ook nog eens vatbaarder voor uitspoeling van de vruchtbare elementen door de regen. Bij overexploitatie verdween zelfs de heide en ontstonden naakte zandgronden waarvan het zand door de wind werd bijeen gewaaid tot stuifduinen. Om de vorming van zandverstuivingen te voorkomen werd geregeld een deel van de gemeentegrond afgesloten en werd het verboden om zavel en zoden te steken, heide te maaien en dieren te weiden op plaatsen waar de vegetatie grotendeels verdwenen was. Om de zandverstuiving naar de akkers te voorkomen werden boomrijen en houtwallen gemaakt tussen de heide en de akkers die het zand moesten tegenhouden en die daar duinen hebben gevormd. Rond 1906 ontstonden in Vlaanderen de eerste fabrieken voor kunstmestproductie. Dit bracht een kentering teweeg in de heidecultuur. Rond de jaren 1800 bestond Limburg nog voor 2/3 uit heidelandschappen, rond 1950 bleef daar nog maar een fractie van over omdat heidelandschappen hier een cultuur landschap betreft en wanneer het niet actief beheerd wordt al snel overgroeid wordt door onze oerbomen zoals berk, eik en grove den. Bosvorming betekent weinig licht en zon waardoor heide op termijn vrijwel verdwijnt.

Oultine1

Steunen via een vrije gift?

Rekeningnummer BE69 7805 9275 4178
  (Natuurpunt Zutendaal)